De meester wil winnen
De meester rent heel hard,
Buiten over het gras,
Niets of niemand houdt hem tegen,
Hij wordt de snelste van de klas.
Binnen zaten ze zich te vervelen,
Alle opdrachten waren al klaar,
Alle tekenblaadjes volgekleurd,
Zelfs de meester viel in slaap.
Daar moesten ze echt iets aan doen,
Snel gingen ze iets verzinnen,
Nu houden ze een hardloopwedstrijd,
En de meester die wil winnen!
‘Ik ben niet lui, ik ben niet sloom!’,
Roept de meester luid,
Alleen ziet hij de boomwortel niet,
‘Oh meester, kijk toch uit!’.
De meester valt op zijn knie,
Dat doet best wel pijn,
Maar niemand komt de meester helpen,
Ze rennen hem voorbij.
Dan horen ze de meester huilen,
Tranen biggellen over zijn wang,
‘Gaat het wel goed meester?’
Vragen de kinderen bang.
‘Met mij gaat het goed’,
Zegt de meester en hij knikt,
‘Alleen heb ik verloren!’
Dat klinkt wel heel erg sip.
Terwijl de klas de meester helpt,
Gaan twee kinderen ervandoor,
Zachtjes sluipen ze door de gang,
Naar het directeurskantoor.
Even later komt de directeur,
Met in zijn armen heel veel ijs,
De meester mag als eerste kiezen,