De geboorte
-
Een modern Kerstverhaal
Het was kerstavond. Er stond een koude wind en de schemer was gevallen. De man was even buiten gaan staan en probeerde te genieten van zijn kop hete thee. Hij was de drukte ondertussen wel gewend, maar de laatste tijd was het wel enorm. Alle hotels in de stad en omstreken zaten bomvol; de vakantiedrukte was onbeschrijfelijk. Het zou snel gaan sneeuwen en door het gure weer, bleef iedereen ook nog eens binnen in het hotel. Op zich was dat nog geen probleem, maar zo een vier uur geleden had de vakantiedrukte al geleid tot een grootse stroomstoring. Het had niet enkel zijn hotel getroffen, maar ook de omliggende straten zaten zonder licht en elektriciteit. Nu de schemer viel, zag je dat de mensen in alle huizen kaarsen aanstaken. Het deed de winterse sfeer in ieder geval goed, de mensen hadden toch wel behoefte aan wat warmte en kaarslicht. Eigenlijk zorgde de stroomstoring voor een knusse sfeer. Maar na al die uren, waren de hotelgasten het ook wel eens zat. Er waren niet genoeg kaarsen in het hotel aanwezig en de televisies en computers deden het natuurlijk ook niet. Vooral de kinderen begonnen zich enorm te vervelen. Alle bordspellen waren ondertussen al gespeeld, iedereen had al gedineerd..... Hij wist zich geen raad. Hoe moest hij nu nog een activiteit verzinnen, die in het donker en zonder elektriciteit georganiseerd kon worden? Het was gewoonweg onmogelijk. De elektriciens waren al die uren bezig geweest om te proberen de storing op te lossen, maar het mocht niet helpen. Het zou zeker nog uren duren voordat het probleem verholpen was.
In zijn zak voelde hij het trilsignaal van zijn mobiel. Hij twijfelde of hij zou opnemen, maar pakte uiteindelijk toch zijn mobiel uit zijn zak. Hij zuchtte eens diep, voor hij met een nepglimlach opnam. “Nee, we hebben geen ruimte. We zitten helemaal vol”… “Wat zegt u? Nee, ik zeg toch dat we geheel vol zitten.”…. “Nee, in de nabije omgeving zit ook iedereen vol. We zijn een erg geliefde buurt ziet u.” De vrouw aan de lijn bleef maar doorgaan. “Mevrouw, ik zeg toch dat we VOL zijn. Ik ben Vol, de buren zijn VOL, alle hotels zijn VOL! Bedankt voor uw interesse, misschien kunt u het na deze vakantieperiode nogmaals proberen. Goedenavond mevrouw.” Zuchtend hing hij op. Dat was al de zoveelste klant die hij moest vertellen dat het hotel de komende tijd niet beschikbaar zou zijn. Het maakte hem nogal geïrriteerd dat de mensen zo ongelovig reageerden. Ze gingen er altijd vanuit dat hij toch wel ergens een kamer voor hen over had. Waarom geloofden ze hem toch niet?!
Een half uur later was het toch wel erg hard gaan waaien en de eerste sneeuwvlokken kwamen uit de lucht vallen. Zijn thee was allang afgekoeld, en eigenlijk begon hij het best koud te krijgen. Er was af en toe nog een telefoontje geweest. Verder was het rustig gebleven. Hij stond zojuist op het punt om naar binnen te gaan, toen hij een jong koppel verderop in de straat zag. De jongen zat voorop een gammele fiets; het meisje zat achterop. Ze zagen er vermoeid uit. Door de hevige wind kwam de jongen geen meter vooruit. Hij stapte af en duwde de fiets langzaam voor zich uit. Hij had er duidelijk moeite mee. Welke gek ging nu dan ook nog op de fiets naar buiten? Met dit weer en om deze tijd bleef iedereen toch het liefste thuis?
Hij vergat helemaal dat hij naar binnen had willen gaan en bleef geboeid staan kijken naar de moeite die de jongen deed om vooruit te komen. Toen ging het fout. De jongen gleed uit en viel. De fiets kon hij niet meer houden en ook het meisje viel op de grond. De jongen stond snel op en probeerde het meisje overeind te helpen. Moest hij nu gaan helpen? Hij wist het niet, maar na even twijfelen stak hij toch de straat over. Nu pas zag hij dat het meisje hoogzwanger was.
“Zeg, wil alles lukken? Ik zag je struikelen, kan ik je ergens mee helpen misschien?” De jongen keek verbaasd maar dankbaar naar de man, keek toen naar de buik van het meisje en weer terug. ‘We verwachten ons eerste kindje. We waren op zoek naar een ziekenhuis toen het begon te stormen. Ik heb geen idee hoe ik haar nog veilig in een ziekenhuis aan kan laten komen. En eerlijk gezegd, weet ik niet eens waar het ziekenhuis hier precies is. We zijn kort geleden verhuisd, ziet u. Kunt u ons misschien helpen?’ Stomverbaasd keek hij het jonge stel aan. Bijna bevallen, en dan in deze storm op de fiets naar het ziekenhuis? “Waarom ben je niet gewoon met de auto?” Het was eruit voor hij het wilde. Het schaamrood klom op de wangen van het stel.
‘Daar hebben we geen geld voor meneer. Ik wilde de hulpdiensten wel bellen, maar de stroom is uitgevallen en een mobiel heb ik niet. Onze enige kans was de fiets. Ik dacht dat we het ziekenhuis vanzelf wel zouden vinden. Ik wist alleen niet dat het zulk slecht weer zou worden.’ Hoopvol keek de jongen hem aan. “Tja, het ziekenhuis zeg je. Laat me even denken. Die zit op een kwartiertje afstand van hier, maar dat is met de auto. Daar doe je op de fiets dus zeker wel het dubbele qua tijd over. Maar aangezien de storm denk ik dat je er wel minstens een uur over fietst. Heb je geen familie of kennissen die je even weg kan brengen? Ik kan hier echt niet weg bij het hotel.”
Ze keken elkaar aan en schudden toen hun hoofd. Er viel een pijnlijke stilte. Hoe was het toch mogelijk? Zo een jong stel, in verwachting van hun eerste kindje en dan moederziel alleen in een nieuwe stad. Maar hij kon toch niet weg bij het hotel? Wat als ze hem nodig hadden? Nee, dat was uitgesloten. Hij moest bij het hotel blijven. Plots begon het meisje zacht te kreunen. De jongen sprak zacht wat woorden tegen haar en pakte de fiets weer beet. ‘Nou meneer, bedankt voor de hulp. Ik ga maar gauw, het zal wel niet lang meer duren voor het kindje er is. Hoe dichter we bij het ziekenhuis zijn, hoe beter. Goedenavond en een fijne kerst.’ Zonder verder iets te zeggen begon de jongen de fiets weer te duwen. Langzaam kwamen ze vooruit.
Hij draaide zich om en liep naar binnen. Hier binnen was het toch een stuk warmer dan daar buiten. Terwijl hij buiten was, heeft het personeel hun best gedaan om de hotelgasten wat te vermaken. Glimlachend keek hij naar de ober. Hij had na zijn dienst wat kaarsjes aangestoken en was toen achter de piano gaan zitten. Hij speelde wat kerstmuziek en de mensen zongen hier en daar mee. De kinderen waren rustiger geworden. Overal zaten de gezinnen bij elkaar. Hij keek rond in de zaal en was even diep gelukkig. Wat had hij het toch goed voor elkaar. Een mooi en goedbezocht hotel, goed personeel en fijne gasten. Het was gezellig en lekker warm. Hoewel hij de gedachte aan het jonge stel weg probeerde te drukken, wilde het niet lukken om ze te vergeten. Hij keek uit het raam. Het jonge stel was maar een paar meter vooruit gekomen. Toen nam hij een besluit. Hij pakte zijn jas uit de garderobe en snelde zich naar buiten. Hij rende naar hen toe en ging voor de fiets staan.
“Wacht, ik neem de fiets wel over.” De jongen keek hem twijfelend aan. Hij knikte. “Eerlijk, geef de fiets maar. Je bent verkleumd van de kou. Je bent enorm moe. Je komt geen stap vooruit. Het ziekenhuis is veel te ver weg, dat haal je nooit. Kom maar mee naar het hotel. Ik heb vast nog wel een klein plaatsje voor je vrij.” Zijn besluit stond vast. Hij pakte het stuur van de fiets over en draaide de fiets om.
Hij hielp het meisje het hotel binnen komen en riep wat personeel. “Dit meisje heeft een privéruimte nodig. Zo snel mogelijk alstublieft. Ze staat op het punt te bevallen.” Snel gingen ze aan de slag. De hotelgasten werden verzocht om een klein stuk van de hotelzaal af te staan. Zo werd er een beetje ruimte gemaakt. Er kwam een kleine bank vrij waar het meisje op ging liggen. De kaarsen werden wat dichter bij elkaar gezet, zodat het wat gemakkelijker werd voor het jonge stel. Een van de gasten bood aan te helpen bij de bevalling, ze was immers verpleegkundige en wist er wel het een en ander vanaf. De overige gasten trokken zich terug op hun kamer of aan de andere kant van de hotelzaal. Was het goed wat hij gedaan had? Had hij ze toch naar het ziekenhuis moeten brengen? Dit was toch ook geen doen, bevallen in het halfduister. Maar hij kon toch niet anders. Peinzend liep hij heen en weer. Zou het wel goed gaan? Het was ondertussen helemaal donker aan deze kant van de hotelzaal. De minuten gingen voorbij en er gebeurde niets. De klokwijzer bewoog langzaam maar zeker door. Op wat zacht gefluister na, hoorde hij alleen het tikken van de klok. Iedereen wachtte vol spanning. Precies om middernacht begonnen enkele lichten zachtjes te flikkeren, een zachte gloed wierp zich over de zaal. Het had iets magisch, het was net een deken sterrenlicht die zich over hen wierp. De stroomstoring was voorbij. Toen hoorde hij iets. Eerst klonk het nog twijfelachtig, maar toen was het toch duidelijk te horen. Het was een lach. De lach van een baby. Een gejuich ging op in de zaal toen de jongen kwam vertellen dat hij net vader was geworden van een dochter, ze heette Christa.
Het was gelukt, het kindje was geboren, een minuut na middernacht. Het was kerst. Christa was een kerstkindje. Een kerstkindje dat bij de geboorte ervoor zorgde dat het licht weer aanging. Voor iedereen.